Van het opstellen van huurovereenkomsten tot advisering, bemiddeling en procederen bij huurgeschillen
Van aan- en verkoop tot exploitatie
Alle juridische aspecten die met vastgoed en bouwrecht te maken hebben
Alle juridische vragen die met contracten, algemene voorwaarden en incasso's te maken hebben
Van sollicitatieprocedure tot beëindiging van de arbeidsrelatie
Tijdelijke inhuur van een projectjurist
Het slapend dienstverband is al jaren voer voor discussie. Recente rechtspraak lijkt een einde te maken aan deze slapende dienstverbanden. Is een werkgever daardoor verplicht om een slapend dienstverband te beëindigen? En wat moet een werkgever doen?
Sinds de invoering van de WWZ in juli 2015 hebben veel werkgevers ervoor gekozen om het dienstverband met de langdurig arbeidsongeschikte werknemer slapend te houden. In de WWZ is immers de verplichting voor werkgevers opgenomen om bij een ontslag van een langdurig arbeidsongeschikte werknemer aan de werknemer een transitievergoeding toe te kennen. Veel werkgevers willen echter niet na 2 jaar loondoorbetaling ook nog een transitievergoeding betalen bij het ontslag. Om die reden gaan zij niet over tot ontslag van de langdurig arbeidsongeschikte werknemer. Daarnaast is de loondoorbetalingsperiode afgelopen, verricht de werknemer geen werkzaamheden meer en wordt het dienstverband van deze werknemers slapend.
Wet compensatieregeling transitievergoeding (WCT)
De WCT tracht een einde te maken aan deze bestaande praktijk. In deze wet is bepaald dat een werkgever die wegens beëindiging van het dienstverband na twee jaar arbeidsongeschiktheid een transitievergoeding aan de werknemer voldoet, daarvoor wordt gecompenseerd. De WTC zal inwerkingtreden op 1 april 2020 en werkt terug over alle transitievergoedingen die vanwege deze ontslagen zijn voldaan tot 1 juli 2015.
Ontslagplicht?
Het beeld bij de rechtspraak was vóór de WCT dat de arbeidsovereenkomst door de rechter veelal niet beëindigd werd. Het tij lijkt echter met de invoering van de WCT gekeerd. Sommige rechters vinden dat de werkgever de arbeidsovereenkomst moet beëindigen onder toekenning van een transitievergoeding.
Wat opvalt aan deze rechtspraak is dat het gaat om de situatie waarbij een werknemer die langdurig en duurzaam arbeidsongeschikt is en geen kans op re-integratie heeft. Daarnaast gaat het om een werkgever die financieel gezien wel de mogelijkheid heeft om de transitievergoeding te voldoen. Voor deze situaties lijkt de lijn van de rechtspraak te zijn dat omstandigheden met zich mee kunnen brengen dat de werkgever gehouden is om het slapend dienstverband van de werknemer met wederzijds goedvinden te beëindigen, tenzij dit van de werkgever redelijkerwijs niet kan worden gevergd.
Er zijn echter ook rechters die juist niet tot beëindiging van het dienstverband overgaan. Vanwege deze onduidelijkheid en onzekerheid heeft de rechtbank Limburg vragen voorgelegd aan de Hoge Raad.
Recent heeft de Advocaat-Generaal een advies aan de Hoge Raad uitgebracht. Zij gaat verder dan de rechters in het land. Zij stelt dat de werkgever op basis van goed werkgeverschap in beginsel gehouden is de arbeidsovereenkomst te beëindigen onder toekenning van een transitievergoeding, tenzij dit redelijkerwijs niet van de werkgever kan worden gevergd. Het is afwachten of de Hoge Raad dit advies opvolgt.
Advies
Een werkgever kan niet zomaar weigeren om een slapend dienstverband aan te houden. Een rechtbank zal op dit moment de belangen van de werknemer – namelijk toekenning van de transitievergoeding – en die van de werkgever – namelijk de financiële situatie – zorgvuldig tegen elkaar afwegen. Het is daarbij niet onwaarschijnlijk dat de rechter uitspreekt dat de arbeidsovereenkomst niet beëindigd hoeft te worden,. Aangezien de feitelijke situatie en eenieders belangen een rol spelen bij beantwoording van de vraag, is het raadzaam om - in ieder geval tot de Hoge Raad een uitspraak doet – (1) te inventariseren in de onderneming bij hoeveel werknemers een verzoek tot ontslag wegens langdurige arbeidsongeschiktheid opgeworpen kan worden, (2) per situatie zorgvuldig af te wegen hoe op een dergelijk voorstel gereageerd gaat worden en waarom, (3) dit vast te leggen in een plan van aanpak en (4) in ieder geval op het moment dat een werknemer zich meldt, juridisch advies in te winnen.